De Call for Evidence and Public Consultation on the Digital Fairness Act (DFA) van de Europese Commissie loopt ten einde, waarbij burgers, bedrijven en organisaties hun mening over de voorgestelde wetgeving naar voren brengen. Er is echter een belangrijk punt van zorg naar voren gekomen: het raadplegingsproces zelf kan de democratische beginselen die het wil hooghouden ondermijnen door één kant van het debat te bevoordelen.
De structuur van het overleg is fundamenteel gebrekkig. Respondenten die de DFA steunen, krijgen gedetailleerde meerkeuzemogelijkheden om hun standpunten toe te lichten, samen met een vrije-tekstveld voor aanvullende feedback. Maar degenen die zich tegen de wetgeving verzetten – of geloven dat er geen verdere actie nodig is – zijn beperkt tot een enkele, vooraf bepaalde optie zonder de mogelijkheid om hun redenering uit te leggen of op bewijs gebaseerde argumenten te geven. Deze onevenwichtigheid dreigt de daaropvolgende effectbeoordeling van de Commissie, die bedoeld is om de diversiteit van de Europese perspectieven te weerspiegelen, te vertekenen.
Dit probleem is niet uniek voor de DFA. Het weerspiegelt een breder patroon in de beleidsvorming van de EU, waarbij overleg vaak uitgaat van steun voor regelgevend optreden en geen eerlijk platform biedt voor afwijkende meningen. Deze aanpak is in tegenspraak met de principes van Betere Regelgeving, die de nadruk legt op empirisch onderbouwde beleidsvorming en inclusieve betrokkenheid van belanghebbenden. Een werkelijk democratisch proces moet het mogelijk maken dat alle standpunten gehoord worden, zelfs de standpunten die de aanvankelijke aannames van de Commissie ter discussie stellen.
Waarom dit belangrijk is
Openbare raadplegingen zijn bedoeld als hoeksteen van democratisch bestuur en zorgen ervoor dat beleidsmakers naar burgers en organisaties uit het hele politieke spectrum luisteren. Maar als enquêtes zijn ontworpen om één bepaalde uitkomst te bevorderen, schieten ze tekort in hun doel. Het huidige ontwerp van de DFA-consultatie dreigt de agenda van de Commissie te versterken en tegelijkertijd de oppositie tot zwijgen te brengen. Dit ondermijnt het vertrouwen van het publiek en verzwakt de legitimiteit van het daaruit voortvloeiende beleid.
Het probleem in de praktijk
De beperkingen van het overleg zijn overduidelijk. Ondersteuners van de DFA kunnen diepgaand ingaan op de vragen en genuanceerde feedback geven. Maar degenen die het daar niet mee eens zijn, zijn beperkt tot één enkel selectievakje. Dit creëert een vertekend beeld van de publieke opinie, een beeld dat mogelijk niet de complexiteit van de Europese opvattingen over digitale regulering weerspiegelt.
De weg vooruit
De Europese Commissie beschikt over de middelen en expertise om haar raadplegingen opnieuw vorm te geven en zo eerlijkheid te garanderen. Een neutrale, evenwichtige aanpak zou niet alleen aansluiten bij de democratische beginselen, maar ook de kwaliteit van de beleidsvorming verbeteren. Door alle belanghebbenden toe te staan bewijsmateriaal en argumenten aan te dragen, kan de Commissie nauwkeurigere en diversere input verzamelen, wat leidt tot beter geïnformeerde beslissingen.
Conclusie
De DFA-raadpleging brengt een kritieke tekortkoming aan het licht in de manier waarop de EU met haar burgers omgaat in regelgevingskwesties. Bij een eenzijdig proces bestaat het risico dat legitieme zorgen buiten beschouwing worden gelaten en de fundamenten van op feiten gebaseerde beleidsvorming worden ondermijnd. Door een meer inclusieve en transparante aanpak te hanteren kan de Europese Commissie ervoor zorgen dat haar raadplegingen daadwerkelijk de diversiteit van de Europese stemmen vertegenwoordigen
